Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij hebt een fontein en beek [35]gekliefd; Gij hebt sterke [37]rivieren uitgedroogd. 35. Dat is, den rotssteen gekliefd, dat er een fontein en beek uit voortkwam. 36. Hebr. rivieren der sterkte. 37. Gelijk de wateren der Jordaan, waar de kinderen Israels op het droge zijn doorgegaan. Hij wil zeggen: Gij brengt water voort waar het niet is, en droogt het weg waar het is.